Gemeente Enschede
Broodkruimel snellink

De splitsing van erf Walmink

Details

Oorspronkelijke datum bijdrage: 9/5/2018
Categorie: boerderijen en erven
 
92 weergaven
 

De splitsing van erf Walmink

Op de foo ziet u de originele proces-akte uitgegeven door de vrouwe van Middachten, eigenaresse van het erf Walmink in 1620. Het erf Walmink werd gesplitst, de ene helft ging naar Willem Walmink, de andere helft naar Evert Walmink. Onder het erf Walmink hoorde ook het erf Lonnenberg. De akte komt uit het Stadsarchief Enschede, nummer LG.83.188 folio 183. Onderstaande toelichting en transcriptie zijn van de hand van Hedwig Quinten.

In de 16e en 17e eeuw behoorden de meeste erven aan kloosters, kerken of adel. De vorst of bisschop leende zijn bezit uit aan leenheren. Het woord lenen had toen een andere betekenis dan nu. Het had meer de betekenis van “in bezit nemen”. De leenheer ontving een gedeelte van de opbrengst, de tienden. Van alle opbrengst van het land betaalden de boeren dus 10 %. Het leenstelsel werd afgeschaft in 1798. De meeste boerderijen waren toen al in eigendom.
Bij het in gebruik nemen van een erf of hoeve betaalden de boeren een bepaald bedrag aan de leenheer. Zo ook de broers Walmink die na het overlijden van hun vader, Hermen Walmink, vroegen aan hun leenvrouw of het erf gesplitst mocht worden. Walmink was kennelijk zo uitgebreid dat er best twee personen konden boeren. Het erf Walmink bestond naast Walmink uit de boerderijen het Lonnenmanshuis, Hannenbarch en Vennenkaete.

Willem Walmink wordt beleent met Walmink en Lonnenmanshuis, zijn broer Evert wordt beleent met Hannenbarch en Vennenkaete.

Transcriptie LG 83-188 folio 183

1. Yck, IJoffer Anna van Myddachten, Vrow tot Myddachten, als Leenvrow mytt oere wall Eddelen Ehrenfesten Joncker Reijnnaer

2. van Raessfeltt, Heer tot Herfeltt, mijnnen Lyeffe Neff end yn-desser mynre saecken gekaerenne Moember, doen kontt und bekennen vor mij en mijnnen

3. Arffen end Naekommelijngen dat vor mij, als Leenvrow end mannen van Leen, hyer nae beschreffen, yn Eijgenner Personne Erschennen und gekompereyrett

4. ys Wijllem Hermessen Waellmijnck, als rechte echte Broeder van Eeffertt Hermssen Waellmijnck, end heft van mij toe leen onttfangen, gelijck yck

5. hem verlijtt end belentt hebbe, verleije end belenne hem yn kraft dessess Brijeffs myt het Arff end Goett geheyten Waellmijnck und ock Lonne-

6. manshuijs, alles mit sijnnen rechten end thoebehorren, gerechtijcheijtt van tenden, groff end small, soe daer toe van als ys hoerrende, soe datt yn den Kerss-

7. pell und gerychte van Enschode gelegen ys und dem Huijsse Mijddachten Leenroerych ys ten frottsesschen rechtens myt een pontt goowtts

8. gelts toe verheege nae yden soe duck und rack des noett geboertt end het sellfyge Lengoett Erledygett wordtt, breder vermogens hett Lenboek,

9. soe dat sellfyge mit demoedyge bede und versock an mij, Leenvrow vorg(emelt)e, versochtt wortt mytt konsentt, dat dytt vorg(gemelt)e meijne Lengoett mach gespletten

10. und gedeyltt werden und nu, und ten Ewygen daegen twe bijsondre Lennen sollen blijeffen, soe ys dytt dye gerechte helfft van dat gehelle goett daer

11. van Effertt Hermmijssen Waelmijnck, dije wederhelft van hett Sampttlijck mit het Arff und goett geheyten hett huys ten Vennenkaette

12. offe Hannenbarch, daer myt hij belent ys gewest op den 19. dach ijunijes Anno 1614 end nu dye twe Broeder vorg(emelt) dat gehelle goett van den

13. anderren gedeyltt hebben mit belyeffen und konsentt haerrer Leenvrow und Momber, yn quaelyteytt als baeffen, hebbe yck, Leenvrow vorg(emelt),

14. Myt mijnnen gekaerren Moember doer demoedyge bede und versock anstontt belentt Wijllem vorg(emelt)e, dye mij, Leenvrow Joffer Anna van Mijd-

15. dachten voergenoemtt, Hollde end Eedde van trow gedaen end belaeft syen Leenvrow trow und holtt toe syen end alles toe doen dat een Lennenaer

16. Sijnne Leenvrow schuldych ys end behoertt toe doen hebben lijck mij Lenfrow end eennen ijederren sijnnes goedes rechtens daer an allet.

17. Sonder arch ofte lyest. Hyer synt bij an und anwessen gewest. bij gebreck van Mijddachtensch Leenmannen, Gerlijch Wijchmans und Herman….

18. V….mers, Leenmannen des Vorstendoms Gellder und graeffschap Suttphen, des tot orkontt end getuuychgenysse der waerheytt hebbe yck,

19. IJoffer Anna van Mijddachten, Leenvrow vorg(emelt) vor mij, mijnnen Arffen end Naekommelyngen dessen Bryeff mytt aeygenner Hant underteijkentt

20. Und meijnnen Segell bij mijnnen goeden wetten unde verstantt wyllen an dessen Bryeff daer und hegten hangen. Gegeven op mijnen Huyss Myd-

21. dachten. Anno duysent ses hondert twyntych den achttentwyntychsten Dach ijunijes Allden Styells. {28-6-1620}

Trefwoorden:OUD RECHTERLIJK ARCHIEF, WALMINK, TRANSCRIPTIE
  • Geplaatst door
  • Auteur

    Stadsarchief Enschede

Annotaties

0 annotaties
Er zijn nog geen annotaties op dit item