Gemeente Enschede
Broodkruimel snellink

Detail Archief

Bestandsnummer98
Titel archief/ collectieCollectie van Dr. Jan Schukkink met betrekking tot promotieonderzoek naar de Suryoyegemeenschap in Enschede
Datering1856-2018(exact)

  •  Nederlands
    • Biografie van Jan Schukkink met de ontstaansgeschiedenis en inhoud van de collectie.

       

      De Suryoye onder de loep; de collectie van bronnen, methoden en materialen van het promotieonderzoek van Jan Schukkink

      Sinds begin 2020 is mijn verzameling Suryoye-informatiedragers ondergebracht bij het archief van de gemeente Enschede.  Daar ben ik blij om: het wordt er volgens de regelen van de archiefkunst  bewaard voor langere tijd en is toegankelijk voor iedereen in binnen- en buitenland die is geïnteresseerd. Ik ben begonnen met verzamelen rond 1990 in het kader van een studie culturele antropologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. De studie heb ik later voortgezet als promotieonderzoek.  De promotie vond plaats in november 2003. Ook daarna is mijn betrokkenheid gebleven in de vorm van publicaties en vervolgonderzoek, onder meer in opdracht van de gemeente Enschede, de gemeente die mijn werkgever werd in 1989. In 2013 ging ik met pensioen en in 2017 ben ik verhuisd naar Deventer. Toen kwam ik alle materialen weer tegen en was de vraag: verhuizen of onderbrengen op een adres waar het goed wordt bewaard en toegankelijk is voor iedereen? In deze inleiding geef ik een korte toelichting op mijn kennismaking met de Suryoyegemeenschap en de opbouw van het onderzoek.

      In 1989 werd ik door de gemeente Enschede aangenomen als beleidsvoorlichter bij het Buro Voorlichting. Ik had al een bescheiden carrière achter de rug in de verslavingszorg; het lag daardoor voor de hand dat ik me bezig zou houden met communicatieadvies voor de sociale portefeuille.  En zo raakte ik betrokken bij het minderhedenbeleid. Ik maakte kennis met Suryoye en andere minderheden, hun verenigingen, kerken. Om de mondigheid van minderheden / migranten / allochtonen te versterken, werd een beroepsopleiding journalistiek opgezet. Ik nam het initiatief tot Radio Regenboog, een serie programma’s van Turken, Marokkanen en Suryoye die werd uitgezonden via de lokale omroep.  Zo leerde ik de Suryoye beter kennen. Het woord Suryoye was toen nog niet zo in zwang. Allerlei begrippen liepen door elkaar: kerkTurken, christen Turken, Assyriërs, Arameeërs; wie het wist mocht het zeggen. Om verwarring te voorkomen, gebruik ik het begrip Suryoye, ondanks de vele discussies die er binnen deze gemeenschap worden gevoerd over herkomst en identiteit.  De verschillen met andere mensen afkomstig uit Turkije werden me duidelijk: Suryoye waren vluchtelingen, geen arbeidsmigranten, ze waren christenen, geen moslims en ze waren hier niet tijdelijk, maar waren van plan om hier te blijven. Ze kochten huizen, bouwden kerken, stichtten bedrijven en investeerden in opleidingen. Ze waren ambitieus.  

      Zo leerde ik families kennen van analfabete ouders met kinderen die zonder problemen een HBO-studie afrondden.  De kinderen vertaalden de ambitie van hun ouders om te streven naar een beter en veiliger leven in Nederland, waarvoor ze vaak bezittingen in hun herkomstgebieden opgaven, in het streven om in Nederland een reputatie op te bouwen en hogerop te komen. Dit was wat ik maar noem de hypotheek die op de schouders van de jongere generatie rustte.  
      In de zeventiger jaren kwamen de eerste Suryoye uit Zuidoost Turkije. In de loop van de zeventiger jaren arriveerden familieleden uit Syrië, Libanon en Irak. Ze vestigden zich voornamelijk in enkele Twentse gemeenten: Enschede, Hengelo, Oldenzaal en Rijssen.

      De kennismaking maakte een oude liefde wakker, zou ik alsnog een studie antropologie beginnen, een herkansing? Na mijn opleiding tot maatschappelijk werker en na vervulling van de vervangende dienstplicht bij Staatsbosbeheer had ik al eens met de gedachte gespeeld antropologie te studeren. Ik liet de gedachte varen, ik wilde werken en had een gezin. Maar de inleidingen van Peter Kloos bleven in de boekenkast staan.
      Met ondersteuning van de Enschedese gemeentesecretaris kon ik vanuit mijn betrokkenheid bij het minderhedenbeleid de studie Culturele Antropologie in deeltijd aan de Vrije Universiteit in Amsterdam beginnen. Met de nodige vrijstellingen kon ik het avontuur in drie jaar afronden. En maakte vervolgens  kennis met de hoogleraar Peter Kloos, van wie ik als twintiger al eens een inleiding in de antropologie met rode oortjes had gelezen.  Ik volgde het specialisme politieke en religieuze antropologie. Een onderwerp voor het afstudeeronderzoek was snel gevonden: antropologen hoeven niet meer het vliegtuig in om hun volkje te onderzoeken; inmiddels  was het verre en vreemde om de hoek te vinden in een grotere stad in Nederland.

      De Suryoye werden mijn afstudeeronderwerp. Onder begeleiding van prof dr. Daan Meijers studeerde ik cum laude af. De titel van de scriptie was wat aan de lange kant en luidde ‘Het gekruisigde volk; een historisch-antropologisch onderzoek naar de maatschappelijke dwangen die leiden tot het voortbestaan van de Suryoyegemeenschap als etnische groep in Nederland.’
      En vervolgens liep het uit de hand.  Daan Meijers vroeg waarom ik na het afstuderen  niet wilde promoveren. Hij zag overeenkomsten met de orthodox joodse gemeenschap. Ik besefte nauwelijks waar hij het over had. Na drie jaar studie waar vrijwel al mijn vrije tijd in was gaan zitten, wilde ik wel iets anders. Het avontuur was goed afgelopen. Op zich bijzonder om dit te kunnen doen naast baan en gezin met 3 opgroeiende kinderen. Gelukkig ging alles goed, geen ziekte of andere tegenslagen.
      Maar promoveren in mijn familie onbekend. Ik vroeg jaar bedenktijd en begon alsnog door deel te nemen aan de promotiewerkplaats onder leiding van Daan Meijers en Peter Kloos. Ik besefte hoe bijzonder deze kans was en was nog lang niet uitgekeken op de Suryoye. Bovendien had promoveren te maken met het schrijven van een boek, een proefschrift of dissertatie. Een soort jongensdroom kwam hiermee uit, ik had altijd wel eens een boek willen schrijven, maar waarover en waarom eigenlijk; wie zat op mijn boek te wachten? En als de zoon van een middenstander leek me een boek als manier van afstuderen zinvol en nuttig; daar hebben immers ook anderen wat aan en het levert een mooie bul op.
      Daan Meijers, bijzonder hoogleraar antropologie van het Jodendom, geïnteresseerd in het ontstaan en de ontwikkeling van joods-orthodoxe gemeenschappen, werd mijn promotor. Daan promoveerde eind tachtiger jaren. Zijn proefschrift bleek bijzonder leerzaam. In ‘De revolutie der vromen. Ontstaan en ontwikkeling van het chassidisme. Waarin is opgenomen het verslag van reb Dan Isj -Toms reis door de eeuwigheid’ legt hij uit hoe zijn analytische instrumentarium eruit ziet. Hij onderscheidt twee niveaus. Hij plaatst  gebeurtenissen die lokaal plaatsvinden in wijdere maatschappelijke verbanden. Micro en macro betrekt hij op elkaar. Het lokale krijgt betekenis door het te plaatsen tegen de achtergrond van meer globale ontwikkelingen. Vandaar ook het begrip ‘historisch-antropologisch,’ om een gemeenschap van mensen te kunnen begrijpen, gaat het om lange termijn processen, het gaat om de wording van de relaties tussen mensen.
      De opzet en centrale vraagstelling van het onderzoek was nog wel een puzzeltje, wat waren mijn bronnen, hoe kwam ik aan informatie en hoe interpreteerde ik ervaringen en waarnemingen? De vraagstelling was na enige discussie met Daan Meijers en leden van de promotiewerkplaats van de Vrije Universiteit in Amsterdam rond: Wie waren de Suryoye, waar kwamen ze vandaan, hoe raakten ze in Enschede verzeild en waarom wilden ze hier blijven?

      Ook het theoretisch kader, een noodzakelijk onderdeel van promotieonderzoek, kreeg vorm, maar dit bleek niet zo makkelijk als het in eerste instantie leek. Het theoretisch perspectief heb ik gebaseerd op het werk van Norbert Elias, een uit Duitsland gevluchte joodse intellectueel. Hij is de auteur was van het fascinerende ‘Het civilisatieproces; sociogenetische en psychogenetische onderzoekingen,’ zijn hoofdwerk en van ‘Gevestigden en buitenstaanders. Spanningen en machtsverhoudingen tussen twee arbeidersbuurten,’ waar ik mijn wetenschappelijk perspectief grotendeels op heb gebaseerd. Elias werd ‘ontdekt’ door sociologen als Johan Goudsblom en Abram de Swaan. In het sociaal wetenschappelijk onderzoek zijn lang het sociaal-economische perspectief en het sociaal-culturele perspectief van elkaar gescheiden gebleven. Elias meende dat beide perspectieven niet los van elkaar konden worden gezien. Dit betekende dat hij processen van zingeving en betekenisverlening betrok op processen van afhankelijkheid en machtsvorming tussen mensen. Om gedrag van mensen begrijpelijk te kunnen maken moeten het sociale (wat tussen mensen gebeurd) en het culturele (wat binnen mensen gebeurd) op elkaar worden betrokken.

      Zo kwam het onderzoek langzamerhand in beweging. En veldonderzoek hoort daar bij. Onderdeel daarvan waren reizen naar het laaggebergte Tur Abdin in Zuidoost Turkije, het herkomstgebied van de eerste Suryoye die naar Enschede kwamen. We konden er logeren in het eeuwenoude klooster Mor Gabriël, konden beschikken over een auto met chauffeur en reisden naar de tientallen dorpen die nog schaars werden bewoond door enkele, vaak oudere Suryoye die hun geboortegrond trouw wilden blijven. Het was er niet veilig en er was spertijd, voor donker van straat anders kreeg je problemen met politie- en legerautoriteiten. De klooster- en dorpelingen waren zeer gastvrij en voelden zich gesteund door het bezoek van ons als inwoners van het christelijk Europa.

      Ik heb er veel dia’s gemaakt. En die diaseries waren onderdeel van de vele presentaties die ik heb gehouden bij verenigingen en kerken van Suryoye in Twente. Er kwamen vaak honderden mensen op af. Velen hadden al jaren niets meer gezien van hun geboortedorp en familiehuis. Meerdere mensen hadden me gevraagd dia’s te maken van hun dorp. Zo kwam dorpen als Mezizah, Gündükschükrü, Ayinvert, Arnas, Hah, Keferzi, Midyat en kloosters als Mor Melki, Mor Yacub, Mor Gabriel en Daïro Zafaran in beeld. Deze presentaties en de gesprekken die daarop volgden verdiepten mijn zicht op ontwikkelingen in de gemeenschap in Twente. Het stelde mij ook in staat om de verschillende familievertakkingen en stromingen binnen de gemeenschap in het vizier te houden. Het onderzoek zou niet mogelijk zijn geweest zonder de steun en het vertrouwen van de vele mensen die me deelgenoot hebben gemaakt van hun leven, hun worstelingen tijdens de migraties en hun zorgen voor elkaar. Zoals ik belangstelling had en nieuwsgierig was naar hun lotsgeschiedenis en ervaringen, zo waren zijn nieuwsgierig naar de redenen van mijn belangstelling voor hun, een buitenstaander van hun gemeenschap!

      Later reisde ik met mijn vrouw naar Noordoost Syrië met een gemeenschappelijke grens met Tur Abdin. Een gebied niet veel groter dan Twente, waar immers ook Gronau en Glanerbrug dicht tegen elkaar aanliggen. Ook hier konden we logeren in kloosters en werden we hartelijk ontvangen in Hassake en Kamishli en de vele dorpen langs de rivier de Khabur. Natuurlijke wilden de mensen weten waar we vandaan kwamen en waarom we bij hen waren. Groot was mijn verbazing toen ik hoorde dat ze in Noordoost Syrië wisten dat Enschede bij Losser lag, bij Glane om precies te zijn, de plaats van hun klooster genoemd naar Mor Efrem de Syriër, een belangrijk auteur van poëzie en liturgische teksten. Veel familieleden waren vanaf 1982 naar Twente afgereisd om er te werken of te trouwen met iemand van hun gemeenschap. Ook hier, evenals in Turkije, bleken Suryoye zich niet veilig te voelen en op zoek te zijn naar een beter heenkomen. Hun blik was gericht op Europa en op andere gebieden waar zich Suryoye hadden gevestigd.
      Op de wereldkaart van Suryoye staan stipjes bij plaatsen waar familie woont en waar hun kerk is vertegenwoordigd. Voor Suryoye is familie en kerkelijk leven een onderdeel van een levensverzekering.  Familie is een haven in een harteloze wereld.

      En waarom was ik dan zo geïnteresseerd in de Suryoye; ik was toch geen geheim agent? Deze vraag bleef met enige regelmaat komen. Door mijn vele kontakten in de gemeenschap, o.a. met priesters en met de bisschop, gingen deuren in Turkije en Syrië voor me open.
      Mijn belangstelling kwam en komt voort uit pure nieuwsgierigheid. Door de Suryoye beter te leren kennen, kreeg ik ook een ruimer beeld van mijn eigen gemeenschap. Wij lijken vrijer en leggen erg de nadruk op de autonomie van het individu; Suryoye daarentegen hebben meer oog voor familiewaarden. Mijn belevenissen en indrukken van deze reizen heb ik verwerkt in artikelen voor de regionale dagbladen.

      Naast de reizen, de literatuur en de vele gesprekken en bijeenkomsten van kerk en verenigingen, heb ik diverse casussen beschreven als illustratie van de veranderingen die er geleidelijk zichtbaar werden  in de onderlinge verhoudingen tussen families uit de verschillende dorpen en landen.  In de verzameling zijn diverse voorbeelden beschreven. En de verschuivingen in de machtsbalansen tussen de generaties.

      Een greep uit de resultaten van mijn onderzoek, zowel wat betreft het theoretisch perspectief als wat betreft de vraagstelling:

      • Het model van Elias van de verhouding tussen gevestigden en buitenstaanders behoeft enige nuancering.  Elias beschrijft in dit model hoe de gevestigden hun kracht en macht ontlenen aan de sterke onderlinge bindingen waardoor ze elkaar steunen en de toegang tot hogere maatschappelijke posities exclusief reserveren voor de mensen uit hun eigen kring. Bij de Suryoye zien we dezelfde sterke onderlinge bindingen, maar bij een groep buitenstaanders die naar Nederland kwamen. In de loop van de jaren, door hun drang zich maatschappelijk te manifesteren, wisten ze posities te bereiken die voordien voor hen onbereikbaar waren.
      • Wat betreft integratie: onderlinge bindingen tussen mensen is ook een steunende kracht bij sociale emancipatie. Suryoye steunden elkaar bij het opzetten van eigen bedrijven. Niet alleen onderlinge hulp, maar ook onderlinge concurrentie tussen families blijkt ook een stimulans te kunnen zijn om maatschappelijk hogerop te komen.
      • De verhouding tussen de generaties veranderde. Waren in de herkomstgebieden de ouderen die aan de top van de pyramide stonden, in Nederland  waren het de jongeren die een brug wisten te slaan tussen hun eigen gemeenschap en de Nederlandse samenleving.
      • En voor mij zelf: op meerdere momenten heb ik het gemeentebestuur kunnen adviseren over vraagstukken die samenhangen met de komst van de Suryoye naar Nederland. In de verzameling zijn hier voorbeelden van te vinden. Verder heb ik op verzoek van de diverse verenigingen artikelen geschreven in jaarboeken en verenigingstijdschriften en in 2012 een verzameling artikelen uitgebracht in ‘De Suryoye gebundeld.’ Daarnaast heb ik de nodige artikelen gepubliceerd in kerkelijke en wetenschappelijke tijdschriften.

      Enkele jaren later heb ik het onderzoek voortgezet, zoals naar de komst van Suryoyevluchtelingen naar Enschede als gevolg van de burgeroorlog in Syrië. Door te vergelijken met het onderzoek van de periode voorafgaand aan 2003, werden veranderingen in de gemeenschap zichtbaar.  Hierdoor bevat de bijgaande collectie ook informatie die feitelijk doorloopt tot 2019.

      Ik ben in mijn nopjes met het feit dat ik mijn collectie kan onderbrengen in het stadsarchief van Enschede. Bij onze verhuizing naar Deventer in december 2017 was voor mij de vraag wat ik het beste kon doen met de her en der in ons huis opgeslagen materiaal. Het is heel prettig om te weten dat de materialen voor een langere tijd goed bewaard worden en tegelijkertijd op een laagdrempelige wijze toegankelijk zijn voor geïnteresseerden. Hierdoor kan een basis ontstaan voor toekomstig onderzoek in de vorm van een secundaire analyse van de gegevens of een vergelijkend onderzoek in de tijd. De door mij verzamelde en geïnterpreteerde  onderzoeksgegevens representeren een tijdsbeeld en vanuit een diachronisch perspectief kan het inzicht bieden in de historische ontwikkeling van de Suryoye, hun komst en vestiging, de evaluatie daarvan en reflectie daarop.
      Zoals gezegd heeft het materiaal het karakter van een collectie die ik heb opgebouwd in het kader van mijn promotieonderzoek aan de Vrije Universiteit in Amsterdam waar ik op 18 november 2003 ben gepromoveerd. De materialen heb ik verzameld vanaf 1990. Het feit dat hier sprake is van een collectie bood ruimte om wat ruimer om te kunnen gaan met de gebruikelijke regels van archiefvorming; zo konden ook boeken worden opgenomen. Gebruikelijk worden boeken namelijk opgenomen in een bibliotheek. Door ze op te nemen in de collectie blijft de samenhang van het geheel bewaard en zijn titels opgenomen die vaak moeilijk bereikbaar zijn omdat ze door particulieren zijn gepubliceerd. Het karakter van een verzameling betekent dat ik verantwoordelijk ben voor de selectie van de diverse typen bronnen die ik heb gebruikt voor het onderzoek dat resulteerde in het proefschrift ‘De Suryoye, een verborgen gemeenschap. Een historisch-antropologische studie van een Enschedese vluchtelingengemeenschap afkomstig uit het Midden-Oosten.’

      De samenwerking met de medewerkers van het archief Enschede verliep bijzonder prettig. Ook Onno van Veldhuizen, burgemeester van Enschede en Mor Polycarpus, bisschop van de Syrisch-Orthodoxe kerk in Nederland, steunden de ‘operatie archief.’ Ik kijk terug op een periode waarin ik veel professionele en hartelijke ondersteuning heb ondervonden van het archief. In de uitnodigingsmail voor het eerste gesprek las ik ‘fijn dat we op deze manier een voor de stad belangrijk facet van het maatschappelijk leven veilig kunnen stellen.’

      De naam van Daniëlle Kloppenborg mag niet onvermeld blijven. Haar deskundige hulp bleek onontbeerlijk om de inhoud van de 13 verhuisdozen zodanig te ordenen en structureren dat ook andere geïnteresseerden toegang kunnen krijgen tot het zeer gevarieerde schriftelijke en audiovisuele onderzoeksmateriaal dat bestaat uit boeken, artikelen, gespreksverslagen, overzicht Tv-uitzendingen vanaf 1976, geluidsbanden, muziek-Cd’s, Dvd’s, opnamen van Tv-uitzendingen, artikelen uit regionale kranten vanaf 1975, landkaarten, allerhande publicaties, tijdschriften van Europese Suryoyeverenigingen en memorabilia als affiches, kalenders, kunstwerken, etc. Daniëlle heeft me geholpen met het rubriceren van de stukken en een eerste beschrijving ervan. Zij heeft ervoor gezorgd dat alles op de juiste wijze werd opgenomen.

      Op het moment dat de beschrijving vrijwel was voltooid, kreeg ik nog de gelegenheid om materialen van Dick Turk, Wil van Willigen en Musa Demirdag op te nemen. Zij hadden de behoefte om hun zolders op te ruimen. Hierdoor kon ik mijn collectie aanvullen met documenten die ik wel kende en tijdens mijn onderzoek heb gebruikt, maar waar ik niet over beschikte.

      Jan Schukkink, Deventer, 2020

       

      Structuur van de collectie

      Om tot een goede ordening van de collectie te komen is er onder andere gebruik gemaakt van de onderstaande hoofdstukken uit het proefschrift van Jan Schukkink, De Suryoye: een verborgen gemeenschap. Een historisch-antropologische studie van een Enschedese vluchtelingengemeenschap afkomstig uit het Midden-Oosten.

      1. Verkenning en dissertatie
      2. Afkomst Suryoye
      3. Theoretisch begrippenapparaat
      4. Geschiedenis van de Suryoye
      5. Suryoye worden vluchtelingen
      6. Vestiging in Nederland
      7. Werk en ondernemerschap
      8. Macht en strijd
      9. Jongeren en onderwijs
      10. Verenigingen en cultuur
      11. Zorg en woningbezit
      12. Genocide
      13. Identiteit en relatie herkomstgebieden
      14. Integratie
      15. Een terugblik
      16. Overig materiaal
      17. Documentatie

      Verantwoording van de inventarisatie / bewerking

      De bewerking van de collectie is in samenwerking door Jan Schukkink en Daniëlle Kloppenborg (Stadsarchief) uitgevoerd. Jan heeft een eerste ordening in het materiaal aangebracht dat zo’n 12 verhuisdozen betrof met boeken, verslagen, (kranten)artikelen, foto’s, dia’s etc. Vervolgens is de collectie door Daniëlle Kloppenborg verder geordend en beschreven, zodat van de gestructureerde beschrijvingen door het publiek kennis genomen kan worden.

      Deze bewerking heeft plaatsgevonden op mesoniveau. Dat wil zeggen dat alle documenten primair zijn beoordeeld op beschrijving en secundair op basis van de inhoud. Daar waar noodzakelijk zijn documenten gesplitst, samengevoegd en nieuwe dossiers gevormd.

      Materiële verzorging

      De materiële verzorging van de geïnventariseerde collectie heeft bestaan uit:

      • het verpakken van (niet verpakte) bestanddelen in zuurvrije materialen en vervangen van (eventuele) oude omslagen door zuurvrije omslagen;
      • aanbrengen van snelhechters (zipclips) zonder weekmakers;
      • ontnieten van documenten (daar waar nodig);
      • vervanging van oude (bananen)dozen door zuurvrije dozen.

      Selectie en vernietiging

      In geval van dubbele documenten, die formeel gezien vernietigd mogen worden, volgde er overleg met Jan Schukkink. Indien de vernietiging vanuit zijn optiek ook doorgezet kon worden werd de vernietiging doorgezet; zo niet, dan werden de documenten weer naar Jan geretourneerd.

      Beperkingen openbaarheid

      Archiefbescheiden die persoonsgegevens bevatten van nog levende personen worden maximaal 110 jaar na geboorte van openbaarheid uitgezonderd (= mogen niet worden ingezien/gekopieerd). Bij een verzoek om raadpleging en /of verwerking van déze stukken voor historische-, statistische- of wetenschappelijke doeleinden, wordt toestemming voor kennisname door externen door het Stadsarchief beoordeeld.

      Daniëlle Kloppenborg, Enschede, 2020 

  •  Engels
    • Biography of dr. Jan Schukkink, with the History and Contents of his Research Collection

       

      The Suryoye under a microscope:

      The collection of sources, methods and materials of Jan Schukkinks doctoral research

      Since the beginning of 2020, my collection of Suryoye-information and documentation has been housed in the archives of the Enschede municipality.  I feel happy that it will be kept there for a considerable period of time in accordance with the rules of archiving and is accessible to anyone in the Netherlands and abroad who may be interested. I started gathering materials around 1990 as part of a cultural anthropology study at the Vrije Universiteit in Amsterdam. I later continued the study as a doctoral research.  I obtained my PhD in November 2003. Subsequently, my involvement continued in the form of publications and follow-up research, partly commissioned by the Enschede municipality, which became my employer in 1989. I retired in 2013 and moved to Deventer in 2017. At that time I came across all the materials again and the question was: move it our new home or relocate it somewhere where it will be well preserved and accessible to everyone? In this Introduction, I will give a brief explanation of how I became acquainted with the Suryoye community and how the research was organised.

      In 1989 I was hired by the Enschede municipality as a policy advisor at the Buro Voorlichting (Information Office). I had already had a modest career in the social aspects of the care and treatment of drug addicts; it was therefore obvious that I would focus on communication advice for the social portfolio.  And so I became involved in minority policy. I became acquainted with Suryoye and other minorities, their associations, churches, etc. In order to promote the empowerment of minorities/migrants/ immigrants, a vocational training in journalism was set up. I launched Radio Regenboog (Rainbow), a series of programmes by Turks, Moroccans and Suryoye that was broadcasted through the local radio station. That's how I got to know the Suryoye better. The word Suryoye wasn't very common then. All kinds of terms got mixed up: church Turks, Christian Turks, Assyrians, Arameans – just say what you like. To avoid confusion, I use the term Suryoye, despite the many discussions within this community about origin and identity.  The differences with other people from Turkey became clear to me: Suryoye were refugees, not labour migrants; they were Christians, not Muslims; and they were not here temporarily, but intended to stay. They bought houses, built churches, founded companies and invested in training. They were ambitious. 

      In the seventies the first Suryoye came from southeastern Turkey. In the course of that decade, family members arrived from Syria, Lebanon and Iraq. They settled mainly in a few municipalities in Twente: Enschede, Hengelo, Oldenzaal and Rijssen.

      That's how I became acquainted with families of illiterate parents with children who completed their higher professional education (HBO) studies without any problems.  The children translated their parents' ambition to strive for a better and safer life in the Netherlands, for which they often gave up property in their areas of origin, trying to build up a reputation in the Netherlands and move up the ladder. This was what I call the mortgage that rested on the shoulders of the younger generation.

      My encounter with the Suryoye awakened an old love: would I start a study in anthropology, like a second chance? After my training as a social worker and after fulfilling the substitute military service at Staatsbosbeheer (State Forestry Authority), I had already played with the idea of studying anthropology. I gave up the idea, as I wanted to work and had a family to care for. But Peter Kloos’ introduction to anthropology always sat on my bookshelf.

      With the support of the town clerk of Enschede, I was able to begin my part-time study Cultural Anthropology at the VU University in Amsterdam on the basis of my involvement in minority policy. With the necessary exemptions, I was able to conclude this adventure in three years. And then I met professor Peter Kloos, whose introduction to anthropology I had read with great interest when I was in my twenties.  I followed the specialism ‘political and religious anthropology’. A subject for the graduation research was readily found. Anthropologists no longer have to go on an airplane to explore a native population; by now the distant and strange could be found right around the corner in a Dutch city like Enschede.

      The Suryoye thus became my graduation subject. Under the guidance of Prof. Daan Meijers, I graduated cum laude. The title of the thesis was somewhat on the long side and read 'The crucified people; a historical-anthropological investigation into the social constraints that lead to the survival of the Suryoye community as an ethnic group in the Netherlands'. Quite a mouthful that deals with the question why the Suryoye community as such did not fall apart in the years that followed their migration.
      Then things got out of hand. Daan Meijers asked me why I didn't want to do a PhD after graduation. He saw similarities between the Suryoye and the Orthodox Jewish community. I hardly realized what he was talking about. After three years of study, in which practically all my free time had been spent, I was eager for something else. The adventure had ended well. It was special to be able to do this while working and having a family with three children growing up. Luckily everything went well, there were no illnesses or other setbacks.
      Earning a PhD was unknown in my family. I asked for a year to think it over and still took part in the sessions of the promotion workshop led by Daan Meijers and Peter Kloos. I realized how special this opportunity was, and I was far from bored with the Suryoye. Moreover, obtaining a PhD entailed writing a book, a thesis or a dissertation. A kind of boy's dream thus came true; I had always wanted to write a book, but about what and why? Who was waiting for my book anyway? And as the son of a middle-class father, it seemed to me that it would be sensible and useful to write a book as a means of graduating; after all, it would be useful for others as well, and it would yield a nice degree.
      Daan Meijers, extraordinary professor of the Anthropology of Judaism, who was interested in the emergence and development of Jewish Orthodox communities, became my supervisor. Daan had obtained his doctorate at the end of the eighties. His dissertation turned out to be very instructive. In The Revolution of the Pious. Origins and Development of Chassidism, which includes the report of reb Dan Ish-Toms journey through eternity, he clarifies his analytical tools. He differentiates between two levels, placing events that take place locally in broader social contexts and relating micro and macro scales to each other. The local acquires meaning by placing it against the background of more global developments. Hence the concept of ‘historical-anthropological’, that is, in order to understand a community of people, we need to understand long-term processes, like the development of relationships between people.

      The structure and central question of my research was still a puzzle: what were my sources, how was I going to obtain information and how would I interpret experiences and observations? After some discussion with Daan Meijers and members of the PhD workshop of the Vrije Universiteit in Amsterdam, the research questions were the following: Who are the Suryoye? Where did they come from? How did they end up in Enschede? And why do they want to stay?

      The theoretical framework, a necessary part of PhD research, also took shape, but this turned out not to be as easy as it seemed at first. I based the theoretical perspective on the work of Norbert Elias, a Jewish intellectual who fled Germany. He was the author of the fascinating The Civilizing Process. Sociogenetic and Psychogenetic Investigations, his main work, and of The Established and the Outsiders. A Sociological Enquiry into Community Problems, on which I have largely based my scientific perspective. Elias was ‘discovered’  by sociologists such as Johan Goudsblom and Abram de Swaan. In social scientific research, the socioeconomic perspective and the socio-cultural perspective had remained separate for a long time. Elias believed that these two perspectives could not be seen separate from one another. This meant that he related processes of conferring meaning and significance to processes of interpersonal dependency and the creation of power. In order to make people's behaviour understandable, the social (what happens between people) and the cultural (what happens within a people) must be related to each other.

      This is how my research gradually began to evolve, with field research as an essential element. This included trips to the low mountain range of Tur Abdin in Southeast Turkey, the area of origin of the first Suryoye who came to Enschede. There we could stay in the ancient monastery Mor Gabriel, had a car with driver at our disposal and travelled to the dozens of villages that were still sparsely inhabited by a few, often older Suryoye who wanted to remain faithful to their native soil. It was not safe there and there was curfew. You had to be off the streets before dark, otherwise you would have problems with police and army authorities. The monks and villagers were very hospitable and felt supported by the visit of us as inhabitants of Christian Europe.

      I made a lot of slides there, which became part of the many presentations I gave at associations and churches of Suryoye in Twente. Often hundreds of people attended. Many had not seen anything of their native village and family home for years. Several people had asked me to make slides of their village. Thus villages like Mezizah, Gündükschükrü, Ayinvert, Arnas, Hah, Keferzi, Midyat and monasteries like Mor Melki, Mor Yacub, Mor Gabriel and Daïro Zafaran came into view. These presentations and the conversations that followed deepened my understanding of developments in the community in Twente. They also enabled me to keep an eye on the various family branches and movements within the community. My research would not have been possible without the support and trust of many people who shared their lives with me, their struggles during their migration, and their care for each other. Just as I was interested and curious about their fate and experiences, so were they curious about the reasons for the interest I had in them, an outsider of their community!

      Later I travelled with my wife to northeastern Syria which has a common border with Tur Abdin. This is an area not much larger than Twente, where a border runs between Gronau in Germany and Glanerbrug in the Netherlands, two towns also near each other. Here too we could stay in monasteries and were warmly welcomed in Hassake and Kamishli and in the many villages along the river Khabur. Of course the people wanted to know where we came from and why we visited them. I was very surprised to hear that in northeastern Syria they knew that Enschede was near Losser, near Glane to be precise, the place of their monastery which is named after Mor Efrem the Syrian, an important author of poetry and liturgical texts. Many family members had travelled to Twente from 1982 onwards to work there or to marry someone from their community. As in Turkey, the Suryoye in Syria did not feel safe and were looking for a better place to live. Their focus was on Europe and other areas where Suryoye had settled.

      On the Suryoye world map, dots indicate places where family lives and where their church is represented. For Suryoye, family and church life is part of their life insurance policy.  Family is a harbor in a heartless world.

      So why was I so interested in the Suryoye? I wasn’t a secret agent, was I? This question kept coming up. Because of my many contacts in the community, including with priests and with the bishop, doors opened for me in Turkey and Syria.
      My interest came (and still comes) from pure curiosity. By getting to know the Suryoye better, I also got a wider picture of my own community. We seem to be freer and put a lot of emphasis on the autonomy of the individual. Suryoye, on the other hand, have a greater eye for family values. I have incorporated my experiences and impressions of these journeys in articles for the regional newspapers.

      In addition to my travels, my literature research, and the many conversations and meetings at church and associations, I wrote several case studies to illustrate the changes that gradually became visible in the interrelationships between families from different villages and countries.  Several examples are described in the collection, as are the shifts in the balance of power between the generations.

      Here are some of the results of my research, both in terms of the theoretical perspective and in terms of the question:

      • Elias’s model of the relationship between the established people and the outsiders needs some refinement. In this model, Elias describes how the established derive their strength and power from the strong mutual bonds by which they support each other and reserve access to higher social positions exclusively for the people of their own circle. In the Suryoye we see the same strong mutual ties, however in a group of outsiders who came to the Netherlands. Over the years, through their urge to manifest themselves socially, they managed to reach positions that were previously unattainable for them.
      • In terms of integration: mutual connections between people is also a supportive force for social emancipation. Suryoye supported each other in setting up their own businesses. Not only mutual help, but also competition between families turns out to be an incentive for social advancement.
      • The relationship between the generations changed.  In the home areas, the elderly stood at the top of the pyramid, while in the Netherlands the young people were the ones who managed to bridge the gap between their community and Dutch society.
      • As for myself: on several occasions I was able to advise the city council on issues related to the arrival of the Suryoye in the Netherlands. The collection contains examples of this. Furthermore, at the request of various associations, I wrote articles in yearbooks and association journals and, in 2012, published a collection of articles in De Suryoye gebundeld (The Suryoye Collected). In addition, I published numerous articles in ecclesiastical and scientific journals.

      A few years later, I continued my research, such as on the arrival of Suryoyo refugees in Enschede as a result of the civil war in Syria. By drawing a comparison with the results of my research of the period prior to 2003, changes in the community became visible.  As a result, the collection also contains information that actually dates from 2019.

      I am delighted with the fact that I can place my collection in the city archive of Enschede. When we moved to Deventer in December 2017, I had to ask myself what I might best do with the material stored throughout our house. It's very gratifying to know that the materials are well preserved for a longer period of time and, at the same time, easily accessible to interested parties. As a result, a basis is created for future research in the form of a secondary analysis of the data or a comparative study over time. The research data collected and interpreted by me represent a time image and can, from a diachronic perspective, provide insight into the historical development of the Suryoye, their arrival and establishment, as well as the evaluation and reflection thereof.
      As mentioned above, the material has the character of a collection that I built up as part of my doctoral research at the Vrije Universiteit in Amsterdam, where I obtained my doctorate on 18 November 2003. I have been collecting the materials since 1990. The fact that this is a collection offered space to deal more broadly with the usual archival rules. For instance, books could also be included, though they are usually placed in a library. By including them in the collection, the cohesion of the whole is preserved while titles are included that are often difficult to access because they were published by private individuals. The character of a collection means that I am responsible for the selection of the various types of sources I used for the research that resulted in the thesis The Suryoye, a hidden community. A historical anthropological study of a Enschede refugee community from the Middle East (‘De Suryoye, een verborgen gemeenschap. Een historisch-antropologische studie van een Enschedese vluchtelingengemeenschap afkomstig uit het Midden-Oosten’).

      My cooperation with the employees of the Enschede archive was particularly pleasant. Onno van Veldhuizen, mayor of Enschede and Mor Polycarpus, bishop of the Syrian Orthodox Church in the Netherlands, also supported this ‘operation archive’. I look back on a period in which I experienced a lot of professional and cordial support from the archivists. In the e-mail invitation for the first interview I read: ‘It is great that in this way we can secure a facet of social life that is important for the city’.

      The name of Daniëlle Kloppenborg should not go unmentioned. Her expert help proved indispensable in arranging and structuring the contents of the thirteen moving boxes in such a way that other interested parties could also gain access to the very varied written and audiovisual research material that consists of books, articles, discussion reports, overviews of TV broadcasts from 1976 onwards, audio tapes, music CDs, DVDs, recordings of TV broadcasts, articles from regional newspapers from 1975 onwards, maps, all kinds of publications, magazines from European Suryoye associations, and memorabilia such as posters, calendars, works of art, etc. Daniëlle helped me with the classification of the pieces and their first description. She made sure that everything was recorded correctly.

      Once the description was almost completed, I had the opportunity to include materials belonging to Dick Turk, Wil van Willigen and Musa Demirdag. They all felt the need to tidy up their attics. This allowed me to supplement my collection with documents that I knew and used during my research, but which I did not have at my disposal. These sources of information are included in Chapter 18.

      Jan Schukkink, Deventer, 2020

       

      Structure of the collection

      In order to create a suitable arrangement of the collection, use was made, amongst others, of the following chapters from Jan Schukkink's thesis, The Suryoye, a hidden community. A historical anthropological study of an Enschede refugee community from the Middle East.

      1. Reconnaissance and dissertation
      2. Provenance of the Suryoye
      3. Theoretical conceptual framework
      4. History of the Suryoye
      5. Suryoye become refugees
      6. Establishment in the Netherlands
      7. Work and entrepreneurship
      8. Power and battle
      9. Youth and education
      10. Associations and culture
      11. Health care and home ownership
      12. Genocide
      13. Identity and relationship to areas of origin
      14. Integration
      15. In retrospect
      16. Other material
      17. Documentation
      18. Additions

      Justification of the inventory / editing

      The editing of the collection was a collaboration between Jan Schukkink and Daniëlle Kloppenborg ( City Archives). Jan made an initial arrangement of the material, which consisted of some thirteen moving boxes containing books, reports, (newspaper) articles, photographs, slides, etc. Daniëlle Kloppenborg then further arranged and described the collection, so that the public can become acquainted with the structured descriptions.

      This process took place at a meso level. This means that all documents have been assessed primarily on the basis of description and secondly on the basis of content. Where necessary, documents were split up, joined together and new files formed.

      Material care

      The material care of the inventoried collection consisted of:

      • Packing (unpackaged) components in acid-free materials and replacing old covers with acid-free covers.
      • Applying fasteners (zip clips) without plasticizers.
      • Removal of document stapling (where necessary).
      • Replacement of old (banana) boxes by acid-free boxes.

      Selection and destruction

      In the case of duplicate documents, which could be destroyed from a formal point of view, Jan Schukkink was consulted. If he decided that the duplicate could be destroyed, this was carried out; if not, the documents were returned to Jan.

      Restrictions on public access

      Archival records containing personal data of living persons are exempted from disclosure for a maximum of 110 years after birth (= may not be viewed/copied). In the event of a request for consultation and/or processing of these documents for historical, statistical or scientific purposes, permission for inspection by external parties will be assessed by the City Archives.

      Daniëlle Kloppenborg, Enschede, 2020 

  •  Hele toegang