Gemeente Enschede
Broodkruimel snellink

Carnaval en de Enschedese Karnavalsvereniging.

Details

Oorspronkelijke datum bijdrage: 28/10/2020
Categorie: evenementen
 
564 weergaven
 

Carnaval en de Enschedese Karnavalsvereniging.

Tijdstip en locatie
De datum van de carnavalsoptocht is gekoppeld aan die van Pasen en verschuift daarmee elk jaar enkele weken. In 2013 vond de optocht plaats op 9 februari, in 2014 op 1 maart. De optocht start in het Volkspark, voert langs het spoor via Hogeschool Saxion door de binnenstad en steekt via de Heurne het spoor over, om te eindigen bij de brandweerkazerne in de Molenstraat.

Beschrijving
Het carnaval (carne vale; vaarwel aan het vlees) gaat vooraf aan de vastentijd, die van Aswoensdag tot Paaszondag 40 dagen duurt (zondagen niet meegerekend). Carnaval vindt daarmee plaats op de zevende zondag voor Pasen. Carnaval is niet alleen een feest, waarbij voor aanvang van de vastentijd nog één keer onbezorgd gegeten en gedronken wordt, het is van oudsher ook een omkeringsritueel, waarbij men met de seizoenswisseling ook maatschappelijke waarden, rangen en standen omdraait.

Optocht
De carnavalsoptocht start in Enschede om 11.11 uur vanuit het Volkspark, waarna de praalwagens en loopgroepen langs het spoor de route vervolgen, om via Hogeschool Saxion het centrum te betreden. Hier trekt de stoet over de Oude Markt, het Ei van Ko en de Heurne, steekt het spoor over en slaat de Molenstraat in tot aan de brandweerkazerne, het eindpunt van de tocht.
Zoals altijd wordt in de optocht de draak gestoken met actuele kwesties. In 2013 waren er een boot met opschrift ‘we gaan met Griekenland ut schip in’, twee zwart geschminkte ‘zwartwerksters’ die de crisis becommentarieerden, en een als oma uitgedoste vrouw met de tekst ‘ze maakt mie niks mear wies, noa 50 titn gries’. De meeste kijkers en deelnemers zijn echter kinderen en begeleiders, zodat kikkers, indianen, of Asterix en Obelix met een Romeinse legioen ook in de tocht meeliepen.
De optocht telt zeven categorieën: er zijn ere-groepen (Stadsprins, Raad van Elf, hoogheden van de Enschedese Karnavals Raad, mini-hoogheden, dansmarietjes en muziek), grote praalwagens (6 meter of meer), kleine praalwagens, grote loopgroepen (15 mensen of meer), kleine loopgroepen (3 tot 14 mensen), eenlingen of duo’s, en wagens of personen, die reclame maken. Ook blaaskappelen lopen in de stoet mee. Aan elke categorie wordt een eerste, tweede of derde prijs toegekend.

Gala’s en troonswisselingen
De optocht is slechts het meest zichtbare deel van alle carnavalsactiviteiten. De actieve leden van de verenigingen zijn het hele jaar door druk met de voorbereidingen op het carnaval. Aan het aanstellen van een nieuwe hoogheid gaat bij de EKV ruim een jaar vooraf.
Voorafgaand aan de eerstvolgende troonswisseling is al bekend, welke hoogheid de nog aan te treden hoogheid gaat opvolgen. Het is in Enschede altijd de EKV, die de stadsprins benoemt en de Raad van Elf levert, maar de EKV betrekt de andere verenigingen wel bij het aanwijzen van de stadsprins. Hoewel elke vereniging een eigen prins heeft en die mag voordragen om stadsprins te worden, wordt daar weinig gebruik van gemaakt.
Op de eerste zondag van november wordt de oude Raad van Elf ontbonden en de nieuwe Raad van Elf geïnstalleerd. De nieuwe hoogheid wordt op 10 november voorgesteld aan het bestuur van de Enschedese Karnavalsraad (EKR), de overkoepelende organisatie van carnavalsverenigingen, en aan de Raad van Elf van de EKV. Op de 11e van de 11e vindt de officiële troonswisseling van de oude en nieuwe hoogheid plaats. De hoogheid wordt op de eerstvolgende zondag thuis opgehaald en naar zijn residentie gebracht, om actieve leden in het zonnetje te zetten door medailles uit te reiken etc. Vanaf dat moment vinden elk weekend bij andere verenigingen troonswisselingen of gala’s plaats, die door de hoogheid en andere vertegenwoordigers van de EKS worden bezocht. In totaal zijn dit al gauw 60 feesten, die in enkele maanden bezocht moeten worden. Twee weken voorafgaand aan de optocht wordt de grote carnavalswagen overgedragen aan de hoogheid en een kleine wagen aan de jeugdprins(es) van de mini’s, de jongste leden van de EKV. De week voor de optocht is voor de EKV de ‘sociale week’. Dan vindt de ‘busrondgang’ plaats, waarbij de EKV met stadsprins, dansmarietjes en een blaaskapel in een bus rondgaat om korte optredens te verzorgen bij bejaardenhuizen, een revalidatiecentrum en andere zorgcentra.
Deze ‘sociale week’ wordt op vrijdag afgesloten met een gezamenlijke maaltijd, waarna de burgemeester de sleutel van de stad op het gemeentehuis aan de stadsprins overdraagt. De jeugdprins(es) krijgt dan een eigen minisleutel.
In het verleden vond het overdragen van de sleutel in de raadszaal plaats, maar sinds deze zaal gerenoveerd is, gebeurt dat niet meer. De volgende dag vindt de carnavalsoptocht plaats, op de zaterdag voor met Aswoensdag de vastentijd begint. De tocht start om 11.11 uur in het Volkspark en stopt bij de brandweerkazerne.

Krekkelstad
Met het overhandigen van de stadssleutel en het tijdelijk overdragen van het bestuur verandert de naam van de stad in Krekkelstad. De naam is ontleend aan de krekkel, een koek die kinderen vroeger kregen als ze jarig waren. Bij het carnaval van Krekkelstad speelt de krekkel echter geen enkele rol.

Praalwagens
Het bouwen van praalwagens komt weinig voor. De Daaltrappers bouwen hun grote praalwagen nog wel zelf. De EKV bouwde vroeger ook wagens en won daar prijzen mee, maar de destijds betrokken leden zijn nu te oud en de jonge leden zijn teveel met computers en andere zaken bezig. Er is geen bouwcommissie meer die plannen bedenkt, tekeningen maakt en voor de uitvoering zorgt. Destijds werd al met een nieuwe wagen begonnen als de oude nog afgebroken werd.
Het geïnvesteerde geld hoopte men terug te verdienen met het start- en prijzengeld. Dat is nu voorbij; de EKV heeft al jaren dezelfde wagen. Bijna alle verenigingen in Enschede kopen en verkopen hun wagens bij midvasten.

Het jaar door
Dit midvasten vindt drie weken na de optocht plaats en wordt georganiseerd door oud-raadsleden. Officieel zou het op zondag moeten plaatsvinden, maar in de praktijk gebeurt dit op zaterdagavond. Bij het midvastenfeest wordt een beker uitgereikt aan leden, die zich dat jaar bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt. Ook wordt de hoogheid nog een keer in het zonnetje gezet en bedankt de prins op zijn beurt een aantal mensen. Het is geen carnavalske bijeenkomst, maar wel een gezellig samenzijn.
Ook in de andere maanden van het jaar worden er activiteiten voor de volwassen en jeugdige leden georganiseerd. Het beeld van carnaval als één groot zuipfeest klopt niet. Het is een heel jaar werken en gezamenlijk leuke dingen doen. Zelfs in de zomer gaat men tennissen, kaarten of ‘vogels schieten’.Het komt echter steeds vaker voor, dat mensen in de zomer druk zijn met andere zaken en dat er in juli en augustus geen gezamenlijke activiteiten zijn. Ook de vakantiespreiding werkt dit in de hand.

Geschiedenis van het carnaval in Enschede
Opgericht in 1960/61 is de Enschedese Karnavalsvereniging (EKV) de oudste carnavalsvereniging van Enschede. De eerste 40 jaar van de in 2015 55 jarige EKV werd beschreven door de eerste officiële stadsprins van Enschede, prins Alphons. Deze geschiedenis staat integraal op de site van de EKV.
De huishistoricus van de EKS plaatste de oorsprong van het Enschedese carnaval in de late 19e eeuw, als raadsleden zich blijkens enkele raadsverslagen van omstreeks 1895 zorgen maken over jeugdige uitspattingen in carnavalstijd. Het blijkt echter te gaan om zorgen van een plaatselijke herbergier, die inkomsten misloopt omdat klanten in die dagen naar Lonneker of Losser gaan om daar te feesten.
Pas op Valentijnsdag 1959 – en na afloop van een bezoek aan het Oldenzaalse carnaval – vinden in de Twentse schouwburg besprekingen plaats van enkele jeugdige Enschedeërs, die dit feest in Enschede willen introduceren.
In 1960 worden voor het eerst een Prins en een Raad van 11 gekozen, maar echt feestelijk wil het in het afgehuurde Parkhotel niet worden. Een jaar later worden jonge verpleegsters uit het ziekenhuis gevraagd om dansmarietjes te zijn en dan slaagt het feest in het restaurant van het Volkspark wel. Om dit feest geen eenmalige gebeurtenis te laten zijn, vormen de leden van de lokale kegelclub in 1961 het eerste bestuur van de EKV, met Johan Engbersen als voorzitter, die dit tot 1985 zou blijven. De vereniging groeit snel en voert vanwege capaciteitsgebrek bij etablissement Bossink een ledenstop in. De liefhebbers laten zich niet tegenhouden. Naast Rosenmontag in de schouwburg, de eerste optocht in 1966, een carnavalskrant en wat publicitaire steun van de katholieke Twentsche Courant verschijnen er meer carnavalsverenigingen op het Enschedese toneel.
In de analen van het stadsarchief gaat het Enschedese carnaval terug tot 1969, als de Enschedese Karnavals Raad (EKR) de gemeente Enschede verzoekt om bij te dragen aan carnavalsactiviteiten voor de jeugd. In 1972 vindt een kindercarnavalsbal plaats op Rosenmontag, waarbij de gemeente bijdraagt aan de zaalhuur. In 1974 wil men opnieuw een optocht houden, waarmee Enschede een échte carnavalsstad zou worden. Sindsdien vinden er jaarlijks optochten plaats, met uitzondering van 1991, als men het feestgedruis uit piëteit met de slachtoffers van de Golfoorlog ongepast vindt.
In 1992 is de optocht uitbundiger dan ooit, maar Krekelstad Enschede moet Boeskoolstad Oldenzaal op dit gebied als meerdere erkennen. In 1995 meldt de EKR er van uit te gaan, dat Enschede binnen 5 jaar een echte carnavalsstad zal zijn. Een jaar later wordt geconstateerd dit doel te hoog gegrepen is. De optocht blijft doorgaan en trekt voldoende belangstelling.
Zoals het in de jaren ’70 begon, zo lijkt de carnavalsoptocht ook nu vooral een feest voor kinderen. De volwassen leden van de EKV hechten meer aan de saamhorigheid, zoals blijkt uit de activiteiten die men naast de optocht ontplooit.

Middeleeuwse oorsprong van het carnaval
Het carnaval is ontsproten aan de Middeleeuwse tradities van narren en zottenfeesten, die zelf weer voortbouwden op Romeinse en Germaanse feesten. Oorspronkelijk was de nar geestelijk gestoord en soms ook fysiek mismaakt. Door vreemd gedrag en uiterlijk gold zo iemand als ‘van nature grappig’. Als een lokale gemeenschap de gebrekkige niet kon onderhouden, dan kon een welgesteld iemand hem of haar als nar onder zijn hoede nemen. De nar droeg bij aan de status van de eigenaar en had de positie van huisdier.
Bij een feestmaal moest de nar grappen en grollen uithalen, waarbij het rare uiterlijk en idiote gedrag tot grote hilariteit leidde. Niemand nam de nar iets kwalijk, want net als een dier was hij niet verantwoordelijk voor zijn gedrag. De nar etaleerde alle boertigheden van de humor in die tijd: vloeken en schelden, luide boeren en vieze scheten laten, over de tafelgasten plassen.

De opvolger van de natuurlijke nar was de kunstmatige nar. Ook deze nar was het statussymbool van zijn eigenaar en hij werd evenmin afgerekend op zijn gedrag. Anders dan vroeger was de kunstmatige nar geestelijk volwaardig. Vaak behoorde een nar toe aan een adellijk hof. Niemand durfde de hofnar te bekritiseren, want de heer gebruikte hem om leden van de hofhouding met grappen (waar zij niet op konden of mochten reageren) op hun ondergeschikte positie te wijzen. De grappen borduurden onverminderd voort op het Middeleeuwse repertoire van poep, pies en seks.

Sommige narren werden zo beroemd, dat hun grappen werden opgetekend in grollenboeken (cf. Tijl Uilenspiegel) en werden nagedaan op jaarmarkten, om het gewone volk te vermaken. Zo ontstonden zottenfeesten, waarbij alle normen en waarden op de kop werden gezet. Deze feesten vonden plaats aan de vooravond van de vastenperiode en kondigden in de omkering van de maatschappelijke orde de verandering in de natuurlijke orde – de seizoenswisseling – aan. Dwazen namen een aantal dagen de macht en staken de draak met hoogwaardigheidsbekleders uit adel en geestelijkheid, die normaal de scepter zwaaiden. Er werden spotmissen gehouden, waarbij kerkgangers werden aangespoord tot zuipen, dobbelen en overspel, stinkende schoenzolen werden verbrand in plaats van wierrook, en de wijwaterkwast in urine werd gedoopt. Na enige dagen vrij te zijn van alle knellende banden van het dagelijks bestaan, werd het zottenfeest afgesloten en begon de vastentijd, die tot Pasen zou duren.
Naarmate de hogere standen zich meer gingen storen aan de boertige zottenfeesten en meer lagere bevolkingsgroepen deze ergernissen overnamen, verloren de feesten hun populariteit en stierven zij langzaam uit.

In Nederland speelde vanaf de 16e eeuw het protestantisme hierbij een rol, omdat het katholicisme, waarin het Carnaval wortelde, naar de achtergrond werd verdrongen. De gekte en de daaraan gekoppelde immuniteit van de zottenfeesten werd deels overgenomen door ijspret. Hoewel het huidige carnaval met een Prins, een Raad van Elf, het ridiculiseren van wantoestanden en andere vaste ingrediënten teruggrijpt op het Middeleeuwse zottenfeest, gaapt er een gat van eeuwen tussen de feesten. De meeste carnavalsverenigingen zijn pas na de Tweede Wereldoorlog opgericht.

(Peter Koedood. De Hofnar. Van maatschappelijk verschijnsel tot toneelnar. Weesp 1983.)

Aantal aanwezigen/belangstellenden
De EKV telt met 125 volwassenen, 30 mini’s, 12 oonderboksen en 25 klötterboksen 192 leden. Bij de optocht lopen zo’n 60 ‘nummers’ mee; muziekkapellen meegerekend zijn dit zo’n 800 – 900 mensen. Het aantal toeschouwers is moeilijker in te schatten, want het winkelend publiek in het centrum kijkt ook naar de optocht en onderscheidt zich niet van specifieke toeschouwers. Met zonnig weer zoals in 2013 kijken er naar schatting al snel zo’n 9.000 mensen naar de carnavalsoptocht.

Betrokken partijen
De EKV is lid van de Enschedese Karnavalsraad (EKR). De toenmalige EKV voorzitter Jan Snels richtte de EKR in 1969 op om de activiteiten van verenigingen af te stemmen. Er werden veel feesten tegelijk gegeven, waardoor er per zaal te weinig bezoekers waren om de kosten te dekken. Sindsdien worden de feesten gespreid. Destijds hadden ook gemeenteambtenaren en medewerkers van de Technische Hogeschool eigen carnavalsverenigingen. Die zijn verdwenen. Van de zes verenigingen die in de jaren ‘70 bestonden, is alleen de EKS over. Nu zijn er acht verenigingen, die op de Ossenköpjes na allemaal zijn aangesloten bij de EKR. Naast de EKV zijn dit de Daaltrappers, de Heutinkkrekkels, de Gifkikkers, de KCT, de Grenskeerlkes en de Prinsengarde Enschede, waarin alle oud-stadsprinsen verenigd zijn.

De onderlinge verhoudingen zijn goed. Elke carnavalsvereniging heeft een eigen avond waarop een hoogheid aftreedt en een opvolger zijn plaats inneemt. Leden van de verenigingen bezoeken elkaar bij deze troonswisselingen.
Andere gala’s worden ook wederzijds bezocht en de stadsprinsen leggen kennismakingbezoeken af. Onvermijdelijk vinden op een dag meerdere feestelijkheden plaats, maar dat lost men op door het Frühshoppen (‘s ochtends) aan de ene en het Spätshoppen (‘s avonds) aan de andere vereniging te gunnen. Al met al is men er razend druk mee, want 60 of meer in korte tijd af te leggen bezoeken zijn geen sinecure. Feesten zijn niet alleen voor eigen leden, maar voor iedereen toegankelijk. De EKV nodigt ook het College van B & W uit. Er zijn altijd stadsbestuurders die komen.
De prinsen uit alle Twentse gemeenten komen samen op het Twentse prinsengala. Mede door deze contacten worden de optochten in de verschillende gemeente op elkaar afgestemd. De Enschedese praalwagens worden echter niet toegelaten bij de optocht in Oldenzaal. Dat is niet omdat de wagens gekocht worden, maar omdat de Enschedese binnenstad beperkingen oplegt aan lengte en hoogte.
De EKV hecht aan de sociale betekenis van carnaval. Zo bezoekt men mensen in zorginstellingen en wordt geld ingezameld voor goede doelen in de eigen omgeving. De zeven carnavalsverenigingen van de EKR halen samen zo’n € 2.000,= tot € 3.500,= per jaar op voor een goed doel.

Verhouding subsidie- en sponsorgelden versus eigen inkomsten
De carnavalsverenigingen ontvangen geen subsidie, maar de koepelorganisatie EKR wel. Het BOCK, de EKR commissie die de optocht organiseert, besteedt dit geld aan drumbands en blaaskapellen. De gemeente verzekert ook alle deelnemers aan de optocht tegen ongevallen.

Eigen waardering
Het Enschedese carnaval draait om saamhorigheid in verenigingsverband. In Oldenzaal is de optocht groter, maar daarbuiten leeft het carnaval minder. In Enschede worden maanden achtereen feesten georganiseerd. Dat is voor buitenstaanders minder zichtbaar, maar het is groots. Oldenzaal is ook erg ouderwets; vrouwen mogen geen bestuurslid zijn. Vanwege de optocht heeft Oldenzaal het voortouw bij het Twentse Prinsengala, maar het is Enschede, dat dit gala organiseert.
Bij de Enschedese jeugd is de optocht favoriet, maar volwassenen waarderen het sociale karakter van carnaval meer. Naast de onderlinge verbondenheid gaat het hen om de ‘sociale week’. Dan gaat men met een ‘busrondgang’ bij bejaardenhuizen, een revalidatiecentrum en andere zorgcentra langs. Met de stadsprins, dansmarietjes en een blaaskapel zetten de EKV leden alles op de kop. De busrondgang duurt tegenwoordig minder lang dan vroeger; de mensen worden ouder en het gaat om het gebaar.
De EKV benadrukt dat carnaval niet draait om het ‘zuipen en achter de wijven aanzitten’. Naast het sociale aspect is het protocol belangrijk. Bij hoogwaardigheidsbekleders moet de steek recht op het hoofd te staan, moeten de handschoenen smetteloos zijn en altijd gedragen worden. Wie in functie is en het kostuum draagt, heeft verantwoordelijkheden. Niet met bier op het podium gaan staan of in de polonaise meelopen. Je kunt alleen los gaan, als je geen functie hebt en geen kostuum draagt.

Instandhouding erfgoed
Cruciaal voor het in stand houden van de EKV is het werven van jonge leden. Daarom zijn maar liefst drie leeftijdsgroepen voor jongeren ingesteld, waarbinnen zij op eigen wijze plezier kunnen hebben. Voor kinderen tot 12 jaar is een groep die de Mini’s heet. Deze groept telt nu 30 leden en bestaat al 40 jaar. Daarna komen de Oonderboksen, voor de leeftijdsgroep 12 – 16 jaar. Deze groep heeft nu 12 leden en bestaat 33 jaar. Vroeger gingen de jongeren vanaf 12 jaar direct over naar de Klötterboksen, de groep carnavalsvierders van 16 – 26 jaar. Deze groep telt momenteel leden 25 en bestaat 37 jaar. De Oonderboksen groep werd vier jaar na het instellen van Klötterboksen ingesteld, nadat bleek dat 12 – 16 jarigen een categorie tussen tafellaken en servet zijn, die een eigen groep moesten krijgen.

Ervaren knelpunten
Er bestaat enige ergernis over de huidige communicatie met de gemeente. Als voor de doorgang van carnavalswagens tijdelijk een paaltje weggehaald of een laaghangende verlichtingskabel opgetild moet worden, dan besprak men dat voorheen met de politie. Nu wordt dit besproken met externe verkeersregelaars, die tussen de carnavalsvierders en de politie in staan. Dan wordt een vergunning voor het tijdelijk weghalen van een paaltje ineens lastig. De communicatie gaat over te veel schijven.
Net als elke vereniging heeft de EKV een vergrijsd ledenbestand. Er is aanwas van jongeren, maar die komen vooral via hun ouders bij de vereniging. Vaak zijn zij ook zo druk met andere bezigheden, dat ze minder tijd in de vereniging steken dan vroeger gebruikelijk was. Dit probleem doet zich ook voor bij de invulling van bestuursfuncties. In principe rouleren die functies, maar als jonge leden niet voor een bestuursfunctie te porren zijn, dan blijven oudere bestuursleden noodgedwongen langer zitten.

Verder heeft men het idee dat de gemeente meer kosten zou willen doorberekenen, terwijl bij veel sponsoren de potten leeg zijn. Er worden ook teveel aanvragen bij dezelfde partijen ingediend. Als het BOCK geen subsidie meer zou krijgen, dan valt de optocht weg. Daarmee zou het carnaval zijn gezicht verliezen en wordt het nog moeilijker om jongeren bij de verenigingen te betrekken. De EKV wil bij de aanwas van jongeren niet alleen afhankelijk worden van de kinderen van de huidige leden. Met het teruglopen van tradities verdwijnt volgens de EKV uiteindelijk ook de verbroedering.
In de jaren ‘80 was er ook crisis, maar toch organiseerde men in Enschede nog het Galaaf; een carnavalske galavoorstelling. Nu is er minder geld, zijn er minder jongeren, zijn de leden ouder, duren bezoeken aan zorgcentra korter. De samenwerking tussen de carnavalsverenigingen is echter heel goed en met de Gifkikkers is er een nieuwe vereniging bijgekomen. Dan blijkt dat het carnaval in Enschede leeft.

Toch is Enschede is geen echte carnavalsstad. De horeca in het centrum laat met stickers op het raam weten dat een boerenkiel ongewenst is. Er zijn maar enkele kroegen en zalen, waar carnavalsvierders welkom zijn. Als enkele grote zalen failliet gaan, dan blijken carnavalsvierders in Enschede kwetsbaar.
Al met al heeft de EKV twee zorgen voor de korte termijn; het mogelijk wegvallen van subsidiegelden aan het BOCK en het daarmee verdwijnen van de optocht, en het eventuele faillissement van één van de horecagelegenheden, waar de EKV en andere verenigingen terecht kunnen voor gala’s en feesten.

Publiciteit
De EKV heeft een website en een verenigingsblad. Veel informatie is ook opgenomen in de brochure, waarin alle bij de optocht betrokken partijen zich presenteren en de richtlijnen en reglementen zijn na te lezen. De Twentsche Courant Tubantia besteedt in de Enschedese editie van de krant aandacht aan het carnaval, net als de lokale zender TV Enschede.

Auteur/bron
Immaterieel Erfgoed in Enschede. Cement van een hybride stad. (IJsselacademie - Bureau Siebe Rossel, april 2014)

Trefwoorden:CARNAVAL
  • Geplaatst door
  • Auteur

    Immaterieel Erfgoed in Enschede. Cement van een hybride stad. (IJsselacademie - Bureau Siebe Rossel, april 2014)

Annotaties

0 annotaties
Er zijn nog geen annotaties op dit item